1
Toen Jimmy Perez door de stad reed, zag hij de straatartiest lopen, maar het drong niet echt tot hem door. Hij was met zijn gedachten elders.
Hij was net per vliegtuig in Tingwall aangekomen, nadat hij een paar dagen op Fair Isle was geweest, bij zijn ouders op hun boerderijtje. Drie dagen was hij door zijn moeder in de watten gelegd, en had hij het relaas van zijn vader aangehoord, die constant over de prijs van schapen had geklaagd. Zoals altijd wanneer hij bij zijn ouders was geweest, vroeg hij zich af waarom hij zo’n moeite met zijn vader had. Ze hadden nooit ruzie, geen echte meningsverschillen, maar toch kwam hij er altijd met een kater vandaan, een schuldgevoel, alsof hij was tekortgeschoten.
Ook dacht hij aan zijn werk. De papierwinkel die op zijn bureau lag te wachten. De declaratieformulieren van Sandy Wilson, waar hij op zich al een dag zoet mee zou zijn. Verder moest hij nog een verslag afmaken voor de officier van justitie, over een uit de hand gelopen ruzie in een bar in Lerwick.
En dan was Fran er ook nog. Ze hadden afgesproken dat hij haar om halfacht in Ravenswick zou ophalen. Voor die tijd wilde hij zich thuis nog even douchen, want dit leek toch een echt afspraakje. Hun eerste echte afspraakje. Ze waren al een halfjaar bevriend, maar nu voelde hij zich zo opgewonden als een puber.
Precies op tijd kwam hij bij haar huis aan. Zijn haar was nog nat. Hij voelde zich ongemakkelijk in zijn nieuwe overhemd, dat nog stug aanvoelde en waar de vouwen nog in zaten, omdat hij het zo uit de verpakking had aangetrokken. In zijn kledingkeuze was hij altijd onzeker. Wat moest je aan naar de opening van een expositie, wanneer de vrouw die je zelfs in je dromen nog tegenkwam en aan wie je constant moest denken, een van de exposerende kunstenaars was? Bovendien hoopte hij dat ze die avond bij hem in bed zou belanden.
Zij was ook nerveus. Dat merkte hij zodra ze bij hem in de auto stapte. Ze had een nauwsluitende, zwarte jurk aan en zag er chic uit. Het leek hem sterk dat ze iets in hem zag. Maar toen ze hem met zo’n rare grijns aankeek, moest hij even slikken en kreeg hij het gevoel alsof hij drie uur lang in een westerstorm aan boord van de Good Shepherd had gezeten. Hij gaf een kneepje in haar hand. Eigenlijk wilde hij haar vertellen dat ze er geweldig uitzag, maar omdat hij niet goed wist hoe hij dat moest doen zonder lomp of neerbuigend over te komen, reden ze naar Biddista zonder een woord te zeggen.
De galerie, die het Herring House heette omdat er vroeger vis werd gedroogd, lag aan het eind van een dal, vlak bij het water, aan de westkust. Iets verderop lag een kleine pier waar de vissers vroeger aanlegden om hun vangst te lossen. Ook tegenwoordig hadden sommigen nog steeds een bootje, dat ze op het strand trokken. Als je bij de galerie naar buiten liep, rook je de geur van zeewier en het zoute water. Bella Sinclair beweerde dat de muren nog naar haring roken toen ze het huis kocht.
Bella was de andere kunstenares die exposeerde. Perez kende haar, net als iedereen op Shetland. Hij had op een feestje weleens met haar staan praten, maar meestal was ze zelf het gespreksonderwerp. Ze was een echte Shetlandse, geboren en getogen in Biddista. In haar jeugdjaren was ze een wilde meid geweest, zei men, maar nu had ze de reputatie tamelijk ongenaakbaar en afstandelijk te zijn. En rijk.
Door de vliegreis, maar ook doordat hij wist dat hij deze kans met Fran niet mocht laten schieten, voelde hij zich ongemakkelijk. Hij vond het altijd moeilijk om te weten wat er in anderen omging. Stel dat hij haar helemaal verkeerd had ingeschat?
Toen hij Bella een hand gaf, merkte hij dat zijn hand trilde. Fran was erg gespannen en onzeker over hoe haar werk ontvangen zou worden. Misschien had hij iets van haar nervositeit overgenomen. Toen hij zich onder de genodigden begaf en de doeken bekeek die aan de kale muren hingen, merkte hij dat de spanning steeds meer toenam en zo hevig werd dat hij nauwelijks in de gaten had wat er om hem heen gebeurde. Hij praatte wel met Fran en knikte naar bekenden, maar was er met zijn gedachten niet echt bij. De druk op zijn voorhoofd werd steeds erger, alsof hij op een warme, benauwde dag wachtte tot het onweer zou losbarsten. Pas toen Roddy Sinclair verscheen om viool te gaan spelen, lukte het hem de spanning los te laten. Alsof het eindelijk was gaan regenen.
Roddy stond midden in de zaal. Het was al negen uur, maar nog steeds scheen de zon door de ramen, die in het hoge, schuine dak waren gezet. Het licht viel op de glanzende houten vloer en de witgepleisterde muren, en scheen indirect op zijn gezicht. Glimlachend keek hij om zich heen en wachtte tot alle gasten naar hem keken en hij ieders aandacht had. Het geroezemoes verstomde. Hij keek naar zijn tante, die hem begripvol en dankbaar toelachte. Vervolgens klemde hij zijn viool onder zijn kin en wachtte weer even. Pas toen het muisstil was geworden, begon hij te spelen.
Ze wisten allemaal wat ze konden verwachten en hij stelde niemand teleur. Hij speelde als een bezetene. Dat was zijn handelsmerk: de show. De show en de muziek. Shetlandse vioolmuziek was razend populair geworden en zeer regelmatig op de landelijke radiozenders te horen. In talkshows op tv konden ze er geen genoeg van krijgen. Het was bijna onvoorstelbaar: een knul uit Shetland die in de roddelbladen stond, champagne dronk en met jonge filmsterren uitging. Van de ene op de andere dag was hij beroemd geworden. Nadat een bekende rockster hem zijn favoriete act had genoemd, was hij niet meer uit de kranten en de bladen en van de tv weg te slaan.
Hij stond te springen en te dansen, en iedereen zette zijn glas weg en begon op de maat mee te klappen: de respectabele gasten van middelbare leeftijd, de kunstcriticus uit het zuiden en de plaatselijke coryfeeën uit Lerwick die helemaal naar het noorden gekomen waren. Roddy liet zich op zijn knieën vallen en bracht zijn bovenlichaam naar achteren, zodat hij uiteindelijk met zijn rug op de grond lag, en dat alles zonder een noot te missen. Vervolgens sprong hij overeind, en nog steeds speelde hij aan één stuk door. In een hoekje van de galerie was een ouder echtpaar aan het dansen geslagen, verbazingwekkend lichtvoetig, de armen in elkaar gehaakt.
Roddy ging zo wild tekeer dat zijn vingerspel nauwelijks te volgen was. Ineens hield de muziek op. De jongen maakte een buiging. Het publiek juichte en klapte. Perez had hem al vaak zien optreden, maar nog steeds vond hij het geweldig, en hij merkte dat er chauvinistische gevoelens in hem bovenkwamen, wat hem onzeker maakte. Hij keek naar Fran. Misschien vond ze dit allemaal veel te sentimenteel. Maar ze stond net als iedereen uitbundig te klappen.
Bella stapte in het licht en strekte haar arm, een weloverwogen, dramatisch gebaar om de violist alle eer te gunnen. ‘Roddy Sinclair,’ zei ze. ‘Mijn neef.’ Ze liet haar blik over de aanwezigen gaan. ‘Jammer dat er vanavond niet meer mensen aanwezig zijn om hem te zien spelen.’ Eigenlijk was er weinig publiek komen opdagen. Door haar opmerking werd dat ineens heel duidelijk. Waarschijnlijk besefte ze nu pas wat ze had gezegd, want ze fronste haar wenkbrauwen. Graag had ze die woorden teruggenomen.
De jongen maakte nogmaals een buiging en stak glimlachend zijn viool en zijn strijkstok omhoog.
‘Als jullie de schilderijen maar kopen,’ zei hij. ‘Daarvoor zijn jullie hier gekomen. Ik ben alleen maar het voorprogramma. Het gaat om de schilderijen.’
Hij draaide zich om en pakte een glas wijn van de lange tafel die tegen de enige muur stond waar geen schilderijen aan hingen.